aanbraden

Conjugations List of Aanbraden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbraad aanbraadde aanheb aangebraden
jij, je, ubraadt aanbraadde aanhebt aangebraden
hij, zij, hetbraadt aanbraadde aanheeft aangebraden
wijbraden aanbraadden aanhebben aangebraden
julliebraden aanbraadden aanhebben aangebraden
zij, zebraden aanbraadden aanhebben aangebraden

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanbraden with some of the pronouns.

  • Ik braad het vlees aan.
  • Jij braadt het vlees aan.
  • Hij/Zij braadt het vlees aan.
  • Wij braden het vlees aan.
  • Jullie braden het vlees aan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanbraden with some of the pronouns.

  • Ik braadde het vlees aan.
  • Jij braadde het vlees aan.
  • Hij/Zij braadde het vlees aan.
  • Wij braadden het vlees aan.
  • Jullie braadden het vlees aan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanbraden with some of the pronouns.

  • Ik heb het vlees aangebraden.
  • Jij hebt het vlees aangebraden.
  • Hij/Zij heeft het vlees aangebraden.
  • Wij hebben het vlees aangebraden.
  • Jullie hebben het vlees aangebraden.