afglijden

Conjugations List of Afglijden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikglij afgleed afben afgegleden
jij, je, uglijdt afgleed afbent afgegleden
hij, zij, hetglijdt afgleed afis afgegleden
wijglijden afgleden afzijn afgegleden
jullieglijden afgleden afzijn afgegleden
zij, zeglijden afgleden afzijn afgegleden

Presens
Beta

Example presens sentences for Afglijden with some of the pronouns.

  • Ik glijd langzaam af op het gladde ijs.
  • Jij glijdt snel af van de helling.
  • Hij/zij/het glijdt moeiteloos af langs de skiroute.
  • Wij glijden voorzichtig af over de glibberige helling.
  • Zij glijden behendig af op hun snowboards.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afglijden with some of the pronouns.

  • Ik gleed langzaam af op het gladde ijs.
  • Jij gleed snel af van de helling.
  • Hij/zij/het gleed moeiteloos af langs de skiroute.
  • Wij gleden voorzichtig af over de glibberige helling.
  • Zij gleden behendig af op hun snowboards.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afglijden with some of the pronouns.

  • Ik ben langzaam afgegleden op het gladde ijs.
  • Jij bent snel afgegleden van de helling.
  • Hij/zij/het is moeiteloos afgegleden langs de skiroute.
  • Wij zijn voorzichtig afgegleden over de glibberige helling.
  • Zij zijn behendig afgegleden op hun snowboards.