afbuigen

Conjugations List of Afbuigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbuig afboog afben afgebogen
jij, je, ubuigt afboog afbent afgebogen
hij, zij, hetbuigt afboog afis afgebogen
wijbuigen afbogen afzijn afgebogen
julliebuigen afbogen afzijn afgebogen
zij, zebuigen afbogen afzijn afgebogen

Presens
Beta

Example presens sentences for Afbuigen with some of the pronouns.

  • Ik buig af naar links.
  • Jij buigt af bij de rotonde.
  • Hij/zij/het buigt af naar rechts.
  • Wij buigen af naar de volgende straat.
  • Jullie buigen af bij het stoplicht.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afbuigen with some of the pronouns.

  • Ik boog af naar links.
  • Jij boog af bij de rotonde.
  • Hij/zij/het boog af naar rechts.
  • Wij bogen af naar de volgende straat.
  • Jullie bogen af bij het stoplicht.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afbuigen with some of the pronouns.

  • Ik ben afgebogen naar links.
  • Jij bent afgebogen bij de rotonde.
  • Hij/zij/het is afgebogen naar rechts.
  • Wij zijn afgebogen naar de volgende straat.
  • Jullie zijn afgebogen bij het stoplicht.