aftappen

Conjugations List of Aftappen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktap aftapte afheb afgetapt
jij, je, utapt aftapte afhebt afgetapt
hij, zij, hettapt aftapte afheeft afgetapt
wijtappen aftapten afhebben afgetapt
jullietappen aftapten afhebben afgetapt
zij, zetappen aftapten afhebben afgetapt

Presens
Beta

Example presens sentences for Aftappen with some of the pronouns.

  • Ik tap water af uit de kraan.
  • Jij tapt het bier af in glazen.
  • Hij/Zij/Het tapt de olie af uit de fles.
  • Wij tappen de wijn af voor het diner.
  • Jullie tappen het sap af van de appels.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aftappen with some of the pronouns.

  • Ik tapte water af uit de kraan.
  • Jij tapte het bier af in glazen.
  • Hij/Zij/Het tapte de olie af uit de fles.
  • Wij tapten de wijn af voor het diner.
  • Jullie tapten het sap af van de appels.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aftappen with some of the pronouns.

  • Ik heb water afgetapt uit de kraan.
  • Jij hebt het bier afgetapt in glazen.
  • Hij/Zij/Het heeft de olie afgetapt uit de fles.
  • Wij hebben de wijn afgetapt voor het diner.
  • Jullie hebben het sap afgetapt van de appels.