vergroeien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vergroei | vergroeide | ben vergroeid |
jij, je, u | vergroeit | vergroeide | bent vergroeid |
hij, zij, het | vergroeit | vergroeide | is vergroeid |
wij | vergroeien | vergroeiden | zijn vergroeid |
jullie | vergroeien | vergroeiden | zijn vergroeid |
zij, ze | vergroeien | vergroeiden | zijn vergroeid |
PresensBeta
Example presens sentences for Vergroeien with some of the pronouns.
- Ik vergroei met de natuur.
- Jij vergroeit met je omgeving.
- Hij/Zij vergroeit met zijn/haar passie.
- Wij vergroeien met de samenleving.
- Zij vergroeien met hun tradities.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vergroeien with some of the pronouns.
- Ik vergroeide langzaam met mijn nieuwe levensstijl.
- Jij vergroeide met je vriendengroep.
- Hij/Zij vergroeide met zijn/haar rol als leider.
- Wij vergroeiden met de uitdagingen die we tegenkwamen.
- Zij vergroeiden geleidelijk met de lokale cultuur.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vergroeien with some of the pronouns.
- Ik ben vergroeid met mijn werk.
- Jij bent vergroeid met de stad.
- Hij/Zij is vergroeid met zijn/haar hobby.
- Wij zijn vergroeid met onze gewoonten.
- Zij zijn vergroeid met de natuur.