verbruiken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verbruik | verbruikte | heb verbruikt |
jij, je, u | verbruikt | verbruikte | hebt verbruikt |
hij, zij, het | verbruikt | verbruikte | heeft verbruikt |
wij | verbruiken | verbruikten | hebben verbruikt |
jullie | verbruiken | verbruikten | hebben verbruikt |
zij, ze | verbruiken | verbruikten | hebben verbruikt |
Presens
Example presens sentences for Verbruiken with some of the pronouns.
- Ik verbruik elke dag water.
- Jij verbruikt te veel elektriciteit.
- Hij/Zij/Het verbruikt brandstof om te rijden.
- Wij verbruiken minder plastic om het milieu te beschermen.
- Jullie verbruiken veel papier op kantoor.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verbruiken with some of the pronouns.
- Vroeger verbruikte ik meer water dan nu.
- Toen ik jong was, verbruikte ik veel elektronica.
- Het bedrijf verbruikte te veel grondstoffen in het verleden.
- In die tijd verbruikten we nog geen hernieuwbare energie.
- De oude printer verbruikte veel inkt.
Perfectum
Example perfectum sentences for Verbruiken with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren water verbruikt.
- Jij hebt al je energie verbruikt tijdens de wedstrijd.
- Hij/Zij/Het heeft de benzine verbruikt en moet nu tanken.
- Wij hebben vorige week minder brandstof verbruikt.
- Jullie hebben al het voedsel verbruikt dat we hadden.