uitoefenen

Conjugations List of Uitoefenen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikoefen uitoefende uitheb uitgeoefend
jij, je, uoefent uitoefende uithebt uitgeoefend
hij, zij, hetoefent uitoefende uitheeft uitgeoefend
wijoefenen uitoefenden uithebben uitgeoefend
jullieoefenen uitoefenden uithebben uitgeoefend
zij, zeoefenen uitoefenden uithebben uitgeoefend

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitoefenen with some of the pronouns.

  • Ik oefen mijn beroep uit als leraar.
  • Hij oefent regelmatig in de sportschool.
  • Zij oefenen hun hobby uit in het weekend.
  • We oefenen de presentatie voor morgen.
  • Jullie oefenen veel om beter te worden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitoefenen with some of the pronouns.

  • Vroeger oefende ik vaak op mijn gitaar.
  • Hij oefende dagelijks zijn Nederlands met een taalpartner.
  • Zij oefenden samen voor het toneelstuk.
  • We oefenden hard voor het belangrijke examen.
  • Jullie oefenden geduldig totdat jullie het onder de knie hadden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitoefenen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn recht uitgeoefend door een klacht in te dienen.
  • Hij heeft zijn invloed uitgeoefend op het besluitvormingsproces.
  • Zij hebben druk uitgeoefend op de politici.
  • We hebben onze stem uitgeoefend tijdens de verkiezingen.
  • Jullie hebben jullie recht op vrije meningsuiting uitgeoefend.