scoren

Conjugations List of Scoren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikscoorscoordeheb gescoord
jij, je, uscoortscoordehebt gescoord
hij, zij, hetscoortscoordeheeft gescoord
wijscorenscoordenhebben gescoord
julliescorenscoordenhebben gescoord
zij, zescorenscoordenhebben gescoord

Presens
Beta

Example presens sentences for Scoren with some of the pronouns.

  • Ik scoor een doelpunt in elke wedstrijd.
  • Jij scoort altijd goed op toetsen.
  • Hij scoort regelmatig hoge cijfers.
  • Zij scoren vaak in de laatste minuten van de wedstrijd.
  • Wij scoren veel punten in het basketbaltoernooi.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Scoren with some of the pronouns.

  • Ik scoorde een doelpunt tijdens de vorige wedstrijd.
  • Jij scoorde altijd goed op toetsen in het verleden.
  • Hij scoorde regelmatig hoge cijfers in zijn studententijd.
  • Zij scoorden vaak in de laatste minuten van de wedstrijd vroeger.
  • Wij scoorden veel punten in het vorige basketbaltoernooi.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Scoren with some of the pronouns.

  • Ik heb een doelpunt gescoord in de vorige wedstrijd.
  • Jij hebt altijd goed gescoord op je examens.
  • Hij heeft regelmatig hoge cijfers gescoord.
  • Zij hebben vaak in de laatste minuten van de wedstrijd gescoord.
  • Wij hebben veel punten gescoord in het vorige basketbaltoernooi.