pikken

Conjugations List of Pikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpikpikteheb gepikt
jij, je, upiktpiktehebt gepikt
hij, zij, hetpiktpikteheeft gepikt
wijpikkenpiktenhebben gepikt
julliepikkenpiktenhebben gepikt
zij, zepikkenpiktenhebben gepikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Pikken with some of the pronouns.

  • Ik pik een appel uit de boom.
  • Jij pikt stiekem snoepjes uit de pot.
  • Hij pikt regelmatig ideeën van anderen.
  • Wij pikken altijd de beste plekjes in de bioscoop.
  • Zij pikken graag een koopje mee tijdens de uitverkoop.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Pikken with some of the pronouns.

  • Vroeger pikte ik wel eens snoepjes uit de snoeppot.
  • Toen we jong waren, pikten we vaak appels uit de boomgaard.
  • Hij pikte altijd de verkeerde momenten om te praten.
  • Wij pikten als kinderen altijd elkaars speelgoed.
  • Zij pikten onbewust elkaars ideeën tijdens de vergadering.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Pikken with some of the pronouns.

  • Ik heb een fiets gepikt toen ik jong was.
  • Jij hebt die trui gestolen en gepikt uit de winkel.
  • Hij heeft zijn excuses gemaakt nadat hij iets had gepikt.
  • Wij hebben vroeger wel eens fruit gepikt uit de tuin van de buren.
  • Zij hebben een paar sokken gepikt bij de kleedkamer.