afhouden

Conjugations List of Afhouden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhou afhield afheb afgehouden
jij, je, uhoudt afhield afhebt afgehouden
hij, zij, hethoudt afhield afheeft afgehouden
wijhouden afhielden afhebben afgehouden
julliehouden afhielden afhebben afgehouden
zij, zehouden afhielden afhebben afgehouden

Presens

Example presens sentences for Afhouden with some of the pronouns.

  • Ik houd de vergadering af.
  • Jij houdt je vrienden af.
  • Hij houdt zijn beloftes af.
  • Wij houden het geheim af.
  • Zij houden de kat af.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Afhouden with some of the pronouns.

  • Ik hield de vergadering af.
  • Jij hield je vrienden af.
  • Hij hield zijn beloftes af.
  • Wij hielden het geheim af.
  • Zij hielden de kat af.

Perfectum

Example perfectum sentences for Afhouden with some of the pronouns.

  • Ik heb de vergadering afgehouden.
  • Jij hebt je vrienden afgehouden.
  • Hij heeft zijn beloftes afgehouden.
  • Wij hebben het geheim afgehouden.
  • Zij hebben de kat afgehouden.