participeren

Conjugations List of Participeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikparticipeerparticipeerdeheb geparticipeerd
jij, je, uparticipeertparticipeerdehebt geparticipeerd
hij, zij, hetparticipeertparticipeerdeheeft geparticipeerd
wijparticiperenparticipeerdenhebben geparticipeerd
jullieparticiperenparticipeerdenhebben geparticipeerd
zij, zeparticiperenparticipeerdenhebben geparticipeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Participeren with some of the pronouns.

  • Ik participeer in het onderzoek.
  • Jij participeert in de activiteit.
  • Hij/zij participeert graag in het project.
  • Wij participeren actief in de vereniging.
  • Zij participeren regelmatig in de vergaderingen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Participeren with some of the pronouns.

  • Vroeger participeerde ik altijd in dat festival.
  • Toen ik jong was, participeerde jij veel in sportactiviteiten.
  • Hij/zij participeerde regelmatig in de theatervoorstellingen.
  • Wij participeerden vroeger samen in dezelfde studiegroep.
  • Zij participeerden graag in sociale projecten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Participeren with some of the pronouns.

  • Ik heb geparticipeerd in de conferentie.
  • Jij bent betrokken geweest bij het evenement.
  • Hij/zij heeft deelgenomen aan de wedstrijd.
  • Wij hebben meegedaan aan de campagne.
  • Zij hebben actief deelgenomen aan de training.