snipperen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | snipper | snipperde | heb gesnipperd |
jij, je, u | snippert | snipperde | hebt gesnipperd |
hij, zij, het | snippert | snipperde | heeft gesnipperd |
wij | snipperen | snipperden | hebben gesnipperd |
jullie | snipperen | snipperden | hebben gesnipperd |
zij, ze | snipperen | snipperden | hebben gesnipperd |
PresensBeta
Example presens sentences for Snipperen with some of the pronouns.
- Ik snipper elke dag een ui voor mijn gerechten.
- Jij snippert de paprika's heel fijn voor de salade.
- Hij snippert de kranten tot kleine stukjes voor het knutselproject.
- Wij snipperen de documenten voordat we ze in de prullenbak gooien.
- Zij snipperen de oude kleding om er poetsdoeken van te maken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Snipperen with some of the pronouns.
- Vroeger sneed ik altijd met de hand, maar nu snipperde ik met een machine.
- Toen ik jonger was, snipperde ik vaak papier voor schoolprojecten.
- Hij snipperde de foto's terwijl hij herinneringen ophaalde.
- Wij snipperden vroeger de kranten voor de dierenkooien in het asiel.
- Zij snipperden de groenten terwijl ze gezellig praatten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Snipperen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren een hele berg papier gesnipperd.
- Jij hebt de groenten al gesneden en gesnipperd voor het stoofpotje.
- Hij heeft de vertrouwelijke documenten zorgvuldig gesnipperd.
- Wij hebben alle oude brieven en facturen gesnipperd.
- Zij hebben de gevoelige informatie op de juiste manier gesnipperd.