knoeien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | knoei | knoeide | heb geknoeid |
jij, je, u | knoeit | knoeide | hebt geknoeid |
hij, zij, het | knoeit | knoeide | heeft geknoeid |
wij | knoeien | knoeiden | hebben geknoeid |
jullie | knoeien | knoeiden | hebben geknoeid |
zij, ze | knoeien | knoeiden | hebben geknoeid |
PresensBeta
Example presens sentences for Knoeien with some of the pronouns.
- Ik knoei met verf tijdens het schilderen.
- Jij knoeit altijd met eten als je eet.
- Hij knoeit met zijn schrijven en maakt veel fouten.
- Zij knoeien met de ingrediënten in de keuken.
- We knoeien niet graag met elektronica, omdat we bang zijn iets te breken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Knoeien with some of the pronouns.
- Vroeger knoeide ik altijd met mijn eten als ik klein was.
- Toen ik jonger was, knoeide jij regelmatig met verf.
- Hij knoeide vroeger vaak met zijn huiswerk en haalde slechte cijfers.
- Zij knoeiden in het verleden met hun relatie en zijn nu uit elkaar.
- We knoeiden als kinderen vaak met water en zeep tijdens het badderen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Knoeien with some of the pronouns.
- Ik heb geknoeid met de koffie en nu is het helemaal gemorst.
- Jij hebt al vaak geknoeid met deze taak en dat moet stoppen.
- Hij heeft geknoeid met zijn financiën en nu zit hij in de problemen.
- Zij hebben geknoeid met de planning en daardoor liep alles in de soep.
- We hebben geknoeid met de presentatie en moeten het opnieuw doen.