vastleggen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | leg vast | legde vast | heb vastgelegd |
jij, je, u | legt vast | legde vast | hebt vastgelegd |
hij, zij, het | legt vast | legde vast | heeft vastgelegd |
wij | leggen vast | legden vast | hebben vastgelegd |
jullie | leggen vast | legden vast | hebben vastgelegd |
zij, ze | leggen vast | legden vast | hebben vastgelegd |
PresensBeta
Example presens sentences for Vastleggen with some of the pronouns.
- Ik leg de afspraken vast.
- Jij legt de data vast.
- Hij legt de gegevens vast.
- Zij legt de details vast.
- We leggen de resultaten vast.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vastleggen with some of the pronouns.
- Ik legde de regels vast.
- Jij legde de voorwaarden vast.
- Hij legde de plannen vast.
- Zij legde de wijzigingen vast.
- We legden de gegevens vast.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vastleggen with some of the pronouns.
- Ik heb de informatie vastgelegd.
- Jij hebt de foto's vastgelegd.
- Hij heeft het contract vastgelegd.
- Zij heeft de gebeurtenis vastgelegd.
- We hebben de beslissing vastgelegd.