langskomen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kom langs | kwam langs | ben langsgekomen |
jij, je, u | komt langs | kwam langs | bent langsgekomen |
hij, zij, het | komt langs | kwam langs | is langsgekomen |
wij | komen langs | kwamen langs | zijn langsgekomen |
jullie | komen langs | kwamen langs | zijn langsgekomen |
zij, ze | komen langs | kwamen langs | zijn langsgekomen |
Presens
Example presens sentences for Langskomen with some of the pronouns.
- Ik kom regelmatig bij mijn ouders langs.
- Wij komen vaak langs het park tijdens onze wandelingen.
- Jij komt meestal laat 's avonds langs bij de buren.
- Hij komt elke dag even langs om koffie te drinken.
- Zij komen soms onaangekondigd bij ons langs.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Langskomen with some of the pronouns.
- Ik kwam vroeger vaak bij mijn grootouders langs.
- Wij kwamen altijd graag langs bij dit restaurant.
- Jij kwam laatst onverwachts bij mij langs.
- Hij kwam elke zaterdagochtend langs voor de krant.
- Zij kwamen regelmatig in het weekend bij ons langs.
Perfectum
Example perfectum sentences for Langskomen with some of the pronouns.
- Ik ben gisteren bij mijn vriendin langsgekomen.
- Wij zijn vorige week langs de winkels gekomen.
- Jij bent nooit eerder bij deze plek langsgekomen.
- Hij is vanochtend even langsgekomen om gedag te zeggen.
- Zij zijn pasgeleden bij ons langsgekomen voor een feestje.