stuiven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stuif | stoof | heb gestoven |
jij, je, u | stuift | stoof | hebt gestoven |
hij, zij, het | stuift | stoof | heeft gestoven |
wij | stuiven | stoven | hebben gestoven |
jullie | stuiven | stoven | hebben gestoven |
zij, ze | stuiven | stoven | hebben gestoven |
PresensBeta
Example presens sentences for Stuiven with some of the pronouns.
- Ik stuif door het bos en geniet van de frisse lucht.
- De bladeren stuiven in het rond als ik erdoorheen ren.
- Wanneer het hard waait, stuift het zand over het strand.
- Mijn hart begint te stuiven van vreugde als ik je zie.
- De kinderen stuiven de trap op naar hun slaapkamers.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Stuiven with some of the pronouns.
- Vroeger stoven we altijd door het bos en genoten we van de frisse lucht.
- Toen ik jong was, stoof ik door de straten op mijn fiets.
- Het zand stoof over het strand terwijl de wind waaide.
- Mijn hart stoof van vreugde telkens als ik je zag.
- Als kind stoven we altijd de trap op naar onze slaapkamers.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Stuiven with some of the pronouns.
- Ik ben door het bos gestoven en heb genoten van de frisse lucht.
- De bladeren zijn in het rond gestoven toen ik erdoorheen rende.
- Het zand heeft over het strand gestoven tijdens de harde wind.
- Mijn hart is van vreugde gestoven toen ik je zag.
- De kinderen zijn de trap op gestoven naar hun slaapkamers.