bevochten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bevocht | bevochtte | heb bevocht |
jij, je, u | bevocht | bevochtte | hebt bevocht |
hij, zij, het | bevocht | bevochtte | heeft bevocht |
wij | bevochten | bevochtten | hebben bevocht |
jullie | bevochten | bevochtten | hebben bevocht |
zij, ze | bevochten | bevochtten | hebben bevocht |
PresensBeta
Example presens sentences for Bevochten with some of the pronouns.
- Zij bevochten de vijand moedig.
- Hij bevocht zijn angst en overwon.
- We bevechten onrechtvaardigheid met vastberadenheid.
- Jullie bevechten jullie eigen demonen elke dag.
- De soldaten bevechten de vijandelijke troepen met alle macht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bevochten with some of the pronouns.
- Ze hebben de vrijheid bevochten met opoffering.
- Ik heb mijn angsten bevochten en overwonnen.
- De organisatie heeft zich altijd ingezet om ongelijkheid te bestrijden.
- Jullie hebben je rechtmatige plaats in de maatschappij bevochten.
- De activisten hebben zich onvermoeibaar ingezet voor verandering.