krommen

Conjugations List of Krommen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkromkromdeheb gekromd
jij, je, ukromtkromdehebt gekromd
hij, zij, hetkromtkromdeheeft gekromd
wijkrommenkromdenhebben gekromd
julliekrommenkromdenhebben gekromd
zij, zekrommenkromdenhebben gekromd

Presens
Beta

Example presens sentences for Krommen with some of the pronouns.

  • Ik krom me om de hoek van de straat.
  • Jij buigt je fietsstuur krom.
  • Hij buigt zijn lichaam krom.
  • Wij krommen onze rug tijdens het tillen.
  • Zij krommen de takken van de boom.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Krommen with some of the pronouns.

  • Ik kromde me om de hoek van de straat.
  • Jij kromde je fietsstuur.
  • Hij kromde zijn lichaam.
  • Wij kromden onze rug tijdens het tillen.
  • Zij kromden de takken van de boom.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Krommen with some of the pronouns.

  • Ik heb me om de hoek van de straat gekromd.
  • Jij hebt je fietsstuur kromgebogen.
  • Hij heeft zijn lichaam gekromd.
  • Wij hebben onze rug gekromd tijdens het tillen.
  • Zij hebben de takken van de boom gekromd.