glunderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | glunder | glunderde | heb geglunderd |
jij, je, u | glundert | glunderde | hebt geglunderd |
hij, zij, het | glundert | glunderde | heeft geglunderd |
wij | glunderen | glunderden | hebben geglunderd |
jullie | glunderen | glunderden | hebben geglunderd |
zij, ze | glunderen | glunderden | hebben geglunderd |
PresensBeta
Example presens sentences for Glunderen with some of the pronouns.
- Ik glunder vandaag van geluk.
- Jij glundert als je een cadeau krijgt.
- Hij glundert bij het horen van goed nieuws.
- Zij glundert wanneer ze haar kinderen ziet spelen.
- Wij glunderen na het behalen van onze overwinning.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Glunderen with some of the pronouns.
- Ik glunderde altijd als ik mijn opa zag.
- Jij glunderde toen je het compliment kreeg.
- Hij glunderde terwijl hij aan het lezen was.
- Zij glunderde telkens als ze haar favoriete lied hoorde.
- Wij glunderden tijdens het familiediner.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Glunderen with some of the pronouns.
- Ik heb geglunderd toen ik het goede nieuws hoorde.
- Jij hebt geglunderd tijdens de feestelijke gelegenheid.
- Hij heeft geglunderd sinds hij zijn doel heeft bereikt.
- Zij heeft geglunderd nadat ze haar diploma ontving.
- Wij hebben geglunderd tijdens onze vakantie.