meespelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | speel mee | speelde mee | heb meegespeeld |
jij, je, u | speelt mee | speelde mee | hebt meegespeeld |
hij, zij, het | speelt mee | speelde mee | heeft meegespeeld |
wij | spelen mee | speelden mee | hebben meegespeeld |
jullie | spelen mee | speelden mee | hebben meegespeeld |
zij, ze | spelen mee | speelden mee | hebben meegespeeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Meespelen with some of the pronouns.
- Ik speel mee in het toneelstuk.
- Jij speelt altijd mee in de voetbalwedstrijden.
- Hij speelt graag mee met de band.
- Zij spelen mee in de film.
- Wij spelen regelmatig mee in quizshows.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Meespelen with some of the pronouns.
- Ik speelde mee in het toneelstuk.
- Jij speelde altijd mee in de voetbalwedstrijden.
- Hij speelde graag mee met de band.
- Zij speelden mee in de film.
- Wij speelden regelmatig mee in quizshows.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Meespelen with some of the pronouns.
- Ik heb meegespeeld in het toneelstuk.
- Jij hebt altijd meegespeeld in de voetbalwedstrijden.
- Hij heeft graag meegespeeld met de band.
- Zij hebben meegespeeld in de film.
- Wij hebben regelmatig meegespeeld in quizshows.