focusseren

Conjugations List of Focusseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfocusseerfocusseerdeheb gefocusseerd
jij, je, ufocusseertfocusseerdehebt gefocusseerd
hij, zij, hetfocusseertfocusseerdeheeft gefocusseerd
wijfocusserenfocusseerdenhebben gefocusseerd
julliefocusserenfocusseerdenhebben gefocusseerd
zij, zefocusserenfocusseerdenhebben gefocusseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Focusseren with some of the pronouns.

  • Ik focusseer me op mijn werk.
  • Jij focusseert je op je studie.
  • Hij/zij/het focusseert zich op zijn/haar hobby.
  • Wij focusseren ons op het behalen van goede resultaten.
  • Jullie focusseren je op teamwork.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Focusseren with some of the pronouns.

  • Vroeger focusseerde ik me vooral op mijn uiterlijk.
  • Toen ik jong was, focusseerde jij je op je vrienden.
  • Hij/zij/het focusseerde zich altijd op de details.
  • In die tijd focusseerden wij ons op onze vriendschap.
  • Jullie focusseerden je vroeger op andere dingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Focusseren with some of the pronouns.

  • Ik heb me gefocust op mijn doelen.
  • Jij hebt je gefocust op je gezondheid.
  • Hij/zij/het heeft zich gefocust op zijn/haar carrière.
  • Wij hebben ons gefocust op de klanttevredenheid.
  • Jullie hebben je gefocust op het verbeteren van processen.