aangooien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gooi aan | gooide aan | heb aangegooid |
jij, je, u | gooit aan | gooide aan | hebt aangegooid |
hij, zij, het | gooit aan | gooide aan | heeft aangegooid |
wij | gooien aan | gooiden aan | hebben aangegooid |
jullie | gooien aan | gooiden aan | hebben aangegooid |
zij, ze | gooien aan | gooiden aan | hebben aangegooid |
PresensBeta
Example presens sentences for Aangooien with some of the pronouns.
- Ik gooi de bal aan naar mijn vriend.
- Jij gooit je jas aan voordat je naar buiten gaat.
- Hij gooit de motor van de auto aan en start de rit.
- Zij gooit haar haren snel aan een kant.
- We gooien altijd muziek aan tijdens het schoonmaken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aangooien with some of the pronouns.
- Vroeger gooide ik de bal altijd aan naar mijn vriend.
- Toen gooide jij je jas aan voordat je naar buiten ging.
- Hij gooide de motor van de auto aan en startte de rit.
- Zij gooide haar haren snel aan een kant.
- Vroeger gooiden we altijd muziek aan tijdens het schoonmaken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aangooien with some of the pronouns.
- Ik heb de bal aangegooid naar mijn vriend.
- Jij hebt je jas aangegooid voordat je naar buiten ging.
- Hij heeft de motor van de auto aangegooid en de rit gestart.
- Zij heeft haar haren snel aan een kant aangegooid.
- We hebben altijd muziek aangegooid tijdens het schoonmaken.