intrappen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | trap in | trapte in | heb ingetrapt |
jij, je, u | trapt in | trapte in | hebt ingetrapt |
hij, zij, het | trapt in | trapte in | heeft ingetrapt |
wij | trappen in | trapten in | hebben ingetrapt |
jullie | trappen in | trapten in | hebben ingetrapt |
zij, ze | trappen in | trapten in | hebben ingetrapt |
PresensBeta
Example presens sentences for Intrappen with some of the pronouns.
- Ik trap in de bal.
- Jij trapt in zijn leugen.
- Hij trapt in dezelfde valkuil.
- Wij trappen in de grap.
- Zij trappen in de marketingtruc.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Intrappen with some of the pronouns.
- Ik trapte in de bal.
- Jij trapte in zijn leugen.
- Hij trapte in dezelfde valkuil.
- Wij trapten in de grap.
- Zij trapten in de marketingtruc.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Intrappen with some of the pronouns.
- Ik ben in de bal getrapt.
- Jij bent in zijn leugen getrapt.
- Hij is in dezelfde valkuil getrapt.
- Wij zijn in de grap getrapt.
- Zij zijn in de marketingtruc getrapt.