benutten

Conjugations List of Benutten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbenutbenutteheb benut
jij, je, ubenutbenuttehebt benut
hij, zij, hetbenutbenutteheeft benut
wijbenuttenbenuttenhebben benut
julliebenuttenbenuttenhebben benut
zij, zebenuttenbenuttenhebben benut

Presens

Example presens sentences for Benutten with some of the pronouns.

  • Ik benut mijn tijd om te studeren.
  • Jij benut je kennis in je werk.
  • Hij benut zijn vaardigheden voor het project.
  • Wij benutten de mogelijkheden die we hebben.
  • Zij benutten de kans om te reizen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Benutten with some of the pronouns.

  • Vroeger benutte ik mijn tijd niet goed.
  • Toen benutte jij je potentieel niet volledig.
  • Hij benutte zijn kansen niet optimaal.
  • In het verleden benutten wij onze middelen niet efficiënt genoeg.
  • Zij benutten de mogelijkheden toen nog niet ten volle.

Perfectum

Example perfectum sentences for Benutten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn kansen goed benut.
  • Jij hebt je talenten optimaal benut.
  • Hij heeft de hulpbronnen efficiënt benut.
  • Wij hebben de gelegenheid volledig benut.
  • Zij hebben de nieuwe technologieën slim benut.