behalen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | behaal | behaalde | heb behaald |
jij, je, u | behaalt | behaalde | hebt behaald |
hij, zij, het | behaalt | behaalde | heeft behaald |
wij | behalen | behaalden | hebben behaald |
jullie | behalen | behaalden | hebben behaald |
zij, ze | behalen | behaalden | hebben behaald |
PresensBeta
Example presens sentences for Behalen with some of the pronouns.
- Ik behaal goede resultaten op school.
- Jij behaalt altijd je doelen.
- Hij/Zij behaalt veel successen in zijn/haar carrière.
- Wij behalen mooie overwinningen met ons sportteam.
- Zij behalen hoge cijfers voor hun examens.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Behalen with some of the pronouns.
- Vroeger behaalde ik goede resultaten op school.
- Toen behaalde jij altijd je doelen.
- Zij behaalde veel successen in haar carrière.
- Wij behaalden vaak mooie overwinningen met ons sportteam.
- Zij behaalden hoge cijfers voor hun examens.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Behalen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn rijbewijs behaald.
- Jij hebt het diploma behaald.
- Hij/Zij heeft de eerste plaats behaald in de wedstrijd.
- Wij hebben de deadline behaald.
- Zij hebben hun doelstellingen behaald.