frustreren

Conjugations List of Frustreren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfrustreerfrustreerdeheb gefrustreerd
jij, je, ufrustreertfrustreerdehebt gefrustreerd
hij, zij, hetfrustreertfrustreerdeheeft gefrustreerd
wijfrustrerenfrustreerdenhebben gefrustreerd
julliefrustrerenfrustreerdenhebben gefrustreerd
zij, zefrustrerenfrustreerdenhebben gefrustreerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Frustreren with some of the pronouns.

  • Ik frustreer me over het verkeer.
  • Jij frustreert je altijd als je je sleutels kwijt bent.
  • Hij/zij frustreert zich over de slechte resultaten.
  • Wij frustreren ons niet gemakkelijk.
  • Jullie frustreren jezelf door niet op tijd te komen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Frustreren with some of the pronouns.

  • Vroeger frustreerde ik me vaak over kleine dingen.
  • Toen ik jonger was, frustreerde jij je snel in vergelijkbare situaties.
  • Hij/zij frustreerde zich regelmatig tijdens het leren.
  • Wij frustreerden ons soms over onrechtvaardigheid.
  • Jullie frustreerden jezelf door te veel hooi op je vork te nemen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Frustreren with some of the pronouns.

  • Ik heb me gefrustreerd gevoeld na dat gesprek.
  • Jij hebt jezelf gefrustreerd gemaakt door niet naar de instructies te luisteren.
  • Hij/zij heeft zich erg gefrustreerd geuit tijdens de vergadering.
  • Wij hebben ons vaak gefrustreerd gevoeld tijdens het project.
  • Jullie hebben jezelf gefrustreerd door niet samen te werken.