leeglopen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | loop leeg | liep leeg | heb leeggelopen |
jij, je, u | loopt leeg | liep leeg | hebt leeggelopen |
hij, zij, het | loopt leeg | liep leeg | heeft leeggelopen |
wij | lopen leeg | liepen leeg | hebben leeggelopen |
jullie | lopen leeg | liepen leeg | hebben leeggelopen |
zij, ze | lopen leeg | liepen leeg | hebben leeggelopen |
PresensBeta
Example presens sentences for Leeglopen with some of the pronouns.
- Ik loop leeg.
- Jij loopt leeg.
- Hij/Zij/Het loopt leeg.
- Wij lopen leeg.
- Jullie lopen leeg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Leeglopen with some of the pronouns.
- Ik liep leeg.
- Jij liep leeg.
- Hij/Zij/Het liep leeg.
- Wij liepen leeg.
- Jullie liepen leeg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Leeglopen with some of the pronouns.
- Ik ben leeggelopen.
- Jij bent leeggelopen.
- Hij/Zij/Het is leeggelopen.
- Wij zijn leeggelopen.
- Jullie zijn leeggelopen.