stemmen

Conjugations List of Stemmen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstemstemdeheb gestemd
jij, je, ustemtstemdehebt gestemd
hij, zij, hetstemtstemdeheeft gestemd
wijstemmenstemdenhebben gestemd
julliestemmenstemdenhebben gestemd
zij, zestemmenstemdenhebben gestemd

Presens
Beta

Example presens sentences for Stemmen with some of the pronouns.

  • Ik stem op de politieke partij van mijn keuze.
  • Jij stemt altijd tijdig tijdens verkiezingen.
  • Hij stemt op zijn favoriete kandidaat.
  • Wij stemmen vaak op dezelfde partij.
  • Zij stemmen op verschillende politieke partijen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Stemmen with some of the pronouns.

  • Ik stemde vroeger op een andere politieke partij.
  • Jij stemde altijd met overtuiging tijdens verkiezingen.
  • Hij stemde niet op de winnende kandidaat.
  • Wij stemden samen op een onafhankelijke kandidaat.
  • Zij stemden destijds op de groene partij.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Stemmen with some of the pronouns.

  • Ik heb gestemd tijdens de laatste verkiezingen.
  • Jij bent al eerder naar het stembureau gegaan.
  • Hij heeft altijd op dezelfde partij gestemd.
  • Wij hebben vorig jaar gestemd voor de lokale verkiezingen.
  • Zij zijn tevreden met hun stemkeuze in het verleden.