groeten

Conjugations List of Groeten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgroetgroetteheb gegroet
jij, je, ugroetgroettehebt gegroet
hij, zij, hetgroetgroetteheeft gegroet
wijgroetengroettenhebben gegroet
julliegroetengroettenhebben gegroet
zij, zegroetengroettenhebben gegroet

Presens
Beta

Example presens sentences for Groeten with some of the pronouns.

  • Ik groet mijn buurman elke ochtend.
  • Jij groet altijd vriendelijk.
  • Hij groet zijn collega's met een glimlach.
  • Zij groet de gasten hartelijk.
  • Wij groeten onze ouders voordat we naar school gaan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Groeten with some of the pronouns.

  • Vroeger groette ik altijd mijn grootouders bij het bezoek.
  • Toen ik jong was, groette ik mijn vrienden elke dag op school.
  • Hij groette altijd de hond van de buren als hij voorbij liep.
  • Zij groette haar favoriete acteur enthousiast tijdens de première.
  • Wij groetten vroeger vaak de andere kinderen in de speeltuin.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Groeten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn vriendin vandaag begroet.
  • Jij hebt de buren gisteren gegroet.
  • Hij heeft zijn oma op haar verjaardag begroet.
  • Zij heeft de docent vriendelijk begroet na de les.
  • Wij hebben de nieuwe buren verwelkomd en gegroet.