optreden

Conjugations List of Optreden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktreed optrad opheb opgetreden
jij, je, utreedt optrad ophebt opgetreden
hij, zij, hettreedt optrad opheeft opgetreden
wijtreden optraden ophebben opgetreden
jullietreden optraden ophebben opgetreden
zij, zetreden optraden ophebben opgetreden