temmen

Conjugations List of Temmen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktemtemdeheb getemd
jij, je, utemttemdehebt getemd
hij, zij, hettemttemdeheeft getemd
wijtemmentemdenhebben getemd
jullietemmentemdenhebben getemd
zij, zetemmentemdenhebben getemd

Presens
Beta

Example presens sentences for Temmen with some of the pronouns.

  • Ik tem een wild paard.
  • Jij temt de leeuwen in het circus.
  • Hij temt de wilde dieren in het reservaat.
  • Wij temmen onze angsten.
  • Zij temmen de woeste rivier.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Temmen with some of the pronouns.

  • Ik temde een wild paard.
  • Jij temde de leeuwen in het circus.
  • Hij temde de wilde dieren in het reservaat.
  • Wij temden onze angsten.
  • Zij temden de woeste rivier.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Temmen with some of the pronouns.

  • Ik heb een wild paard getemd.
  • Jij hebt de leeuwen in het circus getemd.
  • Hij heeft de wilde dieren in het reservaat getemd.
  • Wij hebben onze angsten getemd.
  • Zij hebben de woeste rivier getemd.