uitkijken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kijk uit | keek uit | heb uitgekeken |
jij, je, u | kijkt uit | keek uit | hebt uitgekeken |
hij, zij, het | kijkt uit | keek uit | heeft uitgekeken |
wij | kijken uit | keken uit | hebben uitgekeken |
jullie | kijken uit | keken uit | hebben uitgekeken |
zij, ze | kijken uit | keken uit | hebben uitgekeken |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitkijken with some of the pronouns.
- Ik kijk uit naar het weekend.
- Jij kijkt uit over de stad.
- Hij kijkt uit het raam.
- Zij kijkt uit naar haar vakantie.
- Wij kijken uit naar de nieuwe film.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitkijken with some of the pronouns.
- Ik keek uit over het prachtige landschap.
- Jij keek uit het raam naar de vogels.
- Hij keek uit naar de kerstvakantie.
- Zij keek uit naar het einde van de werkdag.
- Wij keken uit naar de komst van onze gasten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitkijken with some of the pronouns.
- Ik heb uitgekeken naar dit evenement.
- Jij hebt uitgekeken naar je verjaardag.
- Hij heeft uitgekeken naar zijn examenresultaten.
- Zij heeft uitgekeken naar haar familiebezoek.
- Wij hebben uitgekeken naar de zomervakantie.