oogsten

Conjugations List of Oogsten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikoogstoogstteheb geoogst
jij, je, uoogstoogsttehebt geoogst
hij, zij, hetoogstoogstteheeft geoogst
wijoogstenoogsttenhebben geoogst
jullieoogstenoogsttenhebben geoogst
zij, zeoogstenoogsttenhebben geoogst

Presens
Beta

Example presens sentences for Oogsten with some of the pronouns.

  • Ik oogst elk jaar appels in mijn tuin.
  • Jij oogst groenten op de boerderij.
  • Hij/zij/het oogst graan op het veld.
  • Wij oogsten bloemen voor de markt.
  • Jullie oogsten aardappelen met de hand.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Oogsten with some of the pronouns.

  • Vroeger oogstte ik appels in mijn tuin.
  • Vroeger oogstte jij groenten op de boerderij.
  • Vroeger oogstte hij/zij/het graan op het veld.
  • Vroeger oogstten wij bloemen voor de markt.
  • Vroeger oogstten jullie aardappelen met de hand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Oogsten with some of the pronouns.

  • Ik heb appels geoogst in mijn tuin.
  • Jij hebt groenten geoogst op de boerderij.
  • Hij/zij/het heeft graan geoogst op het veld.
  • Wij hebben bloemen geoogst voor de markt.
  • Jullie hebben aardappelen geoogst met de hand.