kussen

Conjugations List of Kussen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkuskusteheb gekust
jij, je, ukustkustehebt gekust
hij, zij, hetkustkusteheeft gekust
wijkussenkustenhebben gekust
julliekussenkustenhebben gekust
zij, zekussenkustenhebben gekust

Presens
Beta

Example presens sentences for Kussen with some of the pronouns.

  • Ik kus mijn vriendin elke ochtend voordat ik naar het werk ga.
  • Hij kust zijn hond vaak op de snuit.
  • Wij kussen elkaar altijd gedag bij het afscheid nemen.
  • Jullie kussen elkaar graag in het openbaar.
  • Zij kust haar baby zachtjes op het voorhoofd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kussen with some of the pronouns.

  • Vroeger kuste ik mijn oma altijd als ik haar bezocht.
  • Hij kuste zijn geliefde langzaam en teder.
  • Wij kusten elkaar onder de sterrenhemel tijdens onze eerste date.
  • Jullie kusten elkaar vaak wanneer niemand keek.
  • Zij kuste haar spiegelbeeld elke ochtend voordat ze de deur uitging.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kussen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn partner gisteren gekust toen we elkaar zagen.
  • Hij heeft zijn moeder een afscheidskus gegeven voordat hij vertrok.
  • Wij hebben elkaar vaak gekust tijdens onze romantische vakantie.
  • Jullie hebben elkaar al honderden keren gekust sinds jullie samen zijn.
  • Zij heeft haar vader gekust om hem te bedanken voor zijn steun.