versmelten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | versmelt | versmolt | heb versmolten |
jij, je, u | versmelt | versmolt | hebt versmolten |
hij, zij, het | versmelt | versmolt | heeft versmolten |
wij | versmelten | versmolten | hebben versmolten |
jullie | versmelten | versmolten | hebben versmolten |
zij, ze | versmelten | versmolten | hebben versmolten |
PresensBeta
Example presens sentences for Versmelten with some of the pronouns.
- Ik smelt samen met mijn vrienden om een sterke gemeenschap te vormen.
- Jij smelt de chocolade en ik voeg de boter toe.
- Hij smelt het metaal om het in de juiste vorm te gieten.
- Wij smelten onze ideeën samen om een innovatieve oplossing te vinden.
- Zij smelten de kaas en serveren het op toast.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Versmelten with some of the pronouns.
- Vroeger smolten we regelmatig kaarsen om ons huis gezellig te maken.
- Toen ik jong was, smolt ik altijd als ik hem zag.
- Hij smolt het plastic om er nieuwe producten van te maken.
- Wij smolten het goud tot kleine munten voor handel.
- Elke keer als zij langskwam, smolten zijn hart.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Versmelten with some of the pronouns.
- Ik heb het ijs gesmolten voordat we het konden eten.
- Jij hebt de ingrediënten samengesmolten tot een heerlijke saus.
- Hij heeft de oude sieraden gesmolten om er iets nieuws van te maken.
- Wij hebben de problemen opgelost door ze te versmelten tot één groot probleem.
- Zij hebben de materialen versmolten tot een prachtig kunstwerk.