wenen

Conjugations List of Wenen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikweenweendeheb geweend
jij, je, uweentweendehebt geweend
hij, zij, hetweentweendeheeft geweend
wijwenenweendenhebben geweend
julliewenenweendenhebben geweend
zij, zewenenweendenhebben geweend

Presens

Example presens sentences for Wenen with some of the pronouns.

  • Ik ween om het verlies van mijn huisdier.
  • Jij weent tijdens het kijken van een ontroerende film.
  • Hij/zij weent omdat ze niet naar het feest kan gaan.
  • Wij wenen van geluk op onze trouwdag.
  • Zij wenen van verdriet bij het afscheid nemen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Wenen with some of the pronouns.

  • Ik weende elke dag toen ik gepest werd op school.
  • Jij weende toen je favoriete speelgoed kapotging.
  • Hij/zij weende altijd als hij/zij een nachtmerrie had.
  • Wij weenden van vreugde toen we hoorden dat we opa en oma zouden worden.
  • Zij weenden om de verloren kansen en gemiste mogelijkheden.

Perfectum

Example perfectum sentences for Wenen with some of the pronouns.

  • Ik heb geweend toen ik hoorde dat ik was geslaagd.
  • Jij hebt geweend nadat je die aangrijpende toespraak hebt gehoord.
  • Hij/zij heeft geweend om de pijnlijke herinneringen.
  • Wij hebben geweend na het zien van die hartverscheurende film.
  • Zij hebben geweend sinds ze het nieuws hebben ontvangen.