bankieren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bankier | bankierde | heb gebankierd |
jij, je, u | bankiert | bankierde | hebt gebankierd |
hij, zij, het | bankiert | bankierde | heeft gebankierd |
wij | bankieren | bankierden | hebben gebankierd |
jullie | bankieren | bankierden | hebben gebankierd |
zij, ze | bankieren | bankierden | hebben gebankierd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bankieren with some of the pronouns.
- Ik bankier regelmatig bij de ING.
- Jij bankiert online via je mobiele app.
- Hij/Zij bankiert bij een lokale bank.
- Wij bankieren gezamenlijk bij Rabobank.
- Zij bankieren al jarenlang bij dezelfde bank.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bankieren with some of the pronouns.
- Vroeger bankierden mensen voornamelijk bij fysieke bankkantoren.
- Toen ik jong was, bankierde ik met cheques en contanten.
- In het verleden bankierden ze niet zo vaak online.
- We bankierden altijd bij dezelfde bank totdat we verhuisden.
- Tijdens mijn studiejaren bankierden we op een ouderwetse manier.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bankieren with some of the pronouns.
- Ik heb vorige week bankierdiensten gebruikt.
- Jij hebt gisteren bij de bankier geld opgenomen.
- Hij/Zij heeft zijn/haar rekening overgeboekt.
- Wij hebben onlangs online bankiertransacties uitgevoerd.
- Zij hebben succesvol hun bankierzaken afgehandeld.