onweren

Conjugations List of Onweren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknullnullnull
jij, je, unullnullnull
hij, zij, hetonweertonweerdeheeft geonweerd
wijnullnullnull
jullienullnullnull
zij, zenullnullnull

Presens
Beta

Example presens sentences for Onweren with some of the pronouns.

  • Het onweert vandaag.
  • Ik onweer graag tijdens zomerse avonden.
  • De donder slaat neer terwijl het onweert.
  • Wanneer het onweert, blijf ik liever binnen.
  • Onlangs onweerde het hevig in deze regio.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Onweren with some of the pronouns.

  • Vroeger onweerde het vaak in dit gebied.
  • Toen ik jong was, onweerde het altijd op mijn verjaardag.
  • Het onweerde hevig terwijl we naar huis reden.
  • Gedurende de hele vakantieperiode onweerde het constant.
  • Terwijl we aan het picknicken waren, begon het te onweren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Onweren with some of the pronouns.

  • Gisteren heeft het flink ongeweerd.
  • Ik ben nog nooit zo erg ongeweerd als gisteravond.
  • Heeft het bij jou ook al eens ongeweerd?
  • We zijn naar binnen gegaan nadat het was begonnen te onweren.
  • Het heeft de hele nacht ongeweerd en weinig geslapen.