durven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | durf | durfde;dorst;dierf | heb gedurfd |
jij, je, u | durft | durfde;dorst;dierf | hebt gedurfd |
hij, zij, het | durft | durfde;dorst;dierf | heeft gedurfd |
wij | durven | durfden;dorsten;dierven | hebben gedurfd |
jullie | durven | durfden;dorsten;dierven | hebben gedurfd |
zij, ze | durven | durfden;dorsten;dierven | hebben gedurfd |
PresensBeta
Example presens sentences for Durven with some of the pronouns.
- Ik durf de uitdaging aan te gaan.
- Jij durft altijd nieuwe dingen uit te proberen.
- Hij durft niet in het donker te slapen.
- Zij durven risico's te nemen.
- We durven onze dromen waar te maken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Durven with some of the pronouns.
- Vroeger durfde ik niet in het openbaar te spreken.
- Toen ik jong was, durfde ik niet te zwemmen in de zee.
- Hij durfde niet alleen naar buiten in het donker.
- Ze durfden niet met de trein te reizen tijdens de staking.
- We durfden niet tegen onze ouders in te gaan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Durven with some of the pronouns.
- Ik heb de sprong gewaagd en het durven proberen.
- Jij bent eindelijk naar die enge film durven kijken.
- Hij heeft het durven vragen en ze heeft 'ja' gezegd.
- Zij zijn de confrontatie durven aangaan en hebben het probleem opgelost.
- We hebben ons hart gevolgd en durven veranderen.