begieren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | begier | begierde | heb begierd |
jij, je, u | begiert | begierde | hebt begierd |
hij, zij, het | begiert | begierde | heeft begierd |
wij | begieren | begierden | hebben begierd |
jullie | begieren | begierden | hebben begierd |
zij, ze | begieren | begierden | hebben begierd |
PresensBeta
Example presens sentences for Begieren with some of the pronouns.
- Ik begier naar succes in mijn carrière.
- Jij begiert altijd naar avontuurlijke reizen.
- Hij begiert rijkdom en macht.
- Wij begieren een betere wereld voor toekomstige generaties.
- Zij begieren erkenning voor hun werk.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Begieren with some of the pronouns.
- Ik begierde naar succes in mijn carrière.
- Jij begierde altijd naar avontuurlijke reizen.
- Hij begierde rijkdom en macht.
- Wij begierden een betere wereld voor toekomstige generaties.
- Zij begierden erkenning voor hun werk.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Begieren with some of the pronouns.
- Ik heb naar succes in mijn carrière gebegierd.
- Jij hebt altijd naar avontuurlijke reizen gebegierd.
- Hij heeft rijkdom en macht gebegierd.
- Wij hebben een betere wereld voor toekomstige generaties gebegierd.
- Zij hebben erkenning voor hun werk gebegierd.