opgooien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gooi op | gooide op | heb opgegooid |
jij, je, u | gooit op | gooide op | hebt opgegooid |
hij, zij, het | gooit op | gooide op | heeft opgegooid |
wij | gooien op | gooiden op | hebben opgegooid |
jullie | gooien op | gooiden op | hebben opgegooid |
zij, ze | gooien op | gooiden op | hebben opgegooid |
PresensBeta
Example presens sentences for Opgooien with some of the pronouns.
- Ik gooi de bal op.
- Hij gooit altijd stenen in de rivier op.
- Wij gooien de dobbelstenen op de tafel.
- Jullie gooien het afval in de prullenbak op.
- De kinderen gooien de ballonnen hoog in de lucht op.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opgooien with some of the pronouns.
- Ik gooide vroeger altijd de bal op.
- Hij gooide regelmatig stenen in de rivier op.
- Wij gooiden vaak de dobbelstenen op de tafel.
- Jullie gooiden het afval in de prullenbak op.
- De kinderen gooiden de ballonnen hoog in de lucht op.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opgooien with some of the pronouns.
- Ik heb de bal opgegooid.
- Hij heeft altijd stenen in de rivier opgegooid.
- Wij hebben de dobbelstenen op de tafel opgegooid.
- Jullie hebben het afval in de prullenbak opgegooid.
- De kinderen hebben de ballonnen hoog in de lucht opgegooid.