spellen

Conjugations List of Spellen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspelspeldeheb gespeld
jij, je, uspeltspeldehebt gespeld
hij, zij, hetspeltspeldeheeft gespeld
wijspellenspeldenhebben gespeld
julliespellenspeldenhebben gespeld
zij, zespellenspeldenhebben gespeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Spellen with some of the pronouns.

  • Ik spel elke dag een paar woorden.
  • Jij spelt de moeilijke woorden foutloos.
  • Hij/zij/het spelt het woord verkeerd.
  • Wij spellen samen de zinnen.
  • Jullie spellen altijd snel en accuraat.
  • Zij spellen de namen van de spelers correct.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Spellen with some of the pronouns.

  • Ik spelde vroeger vaak woorden verkeerd.
  • Jij spelde gisteren het woord niet goed.
  • Hij/zij/het spelde altijd de zinnen foutief.
  • Wij speldden langzaam en slordig.
  • Jullie speldden de regels nooit nauwkeurig.
  • Zij speldden de namen van de teams verkeerd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Spellen with some of the pronouns.

  • Ik heb het woord goed gespeld.
  • Jij hebt de zin correct gespeld.
  • Hij/zij/het heeft de woorden verkeerd gespeld.
  • Wij hebben alle woorden foutloos gespeld.
  • Jullie hebben snel en accuraat gespeld.
  • Zij hebben de namen van de spelers juist gespeld.