vergisten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vergist | vergistte | heb vergist |
jij, je, u | vergist | vergistte | hebt vergist |
hij, zij, het | vergist | vergistte | heeft vergist |
wij | vergisten | vergistten | hebben vergist |
jullie | vergisten | vergistten | hebben vergist |
zij, ze | vergisten | vergistten | hebben vergist |
PresensBeta
Example presens sentences for Vergisten with some of the pronouns.
- Ik vergis me in de tijd.
- Jij vergist je in het antwoord.
- Hij vergist zich vaak in de namen.
- Wij vergissen ons zelden in onze beslissingen.
- Zij vergissen zich regelmatig in de afstanden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vergisten with some of the pronouns.
- Vroeger vergiste ik me vaak in de spelling van woorden.
- Als kind vergiste hij zich regelmatig bij het oplossen van puzzels.
- Elke keer als we haast hadden, vergisten we ons in de afslag.
- In die periode vergisten wij ons meermaals in de verwachtingen.
- Tijdens de presentatie vergisten zij zich herhaaldelijk in de feiten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vergisten with some of the pronouns.
- Ik heb me vergist in zijn intenties.
- Jij bent je in het verleden vergist met die keuze.
- Hij is zich vorige week vergist in de datum.
- Wij hebben ons wel eens vergist in de route.
- Zij zijn zich al meerdere keren vergist in de betekenis van dat woord.