uitgeven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | geef uit | gaf uit | heb uitgegeven |
jij, je, u | geeft uit | gaf uit | hebt uitgegeven |
hij, zij, het | geeft uit | gaf uit | heeft uitgegeven |
wij | geven uit | gaven uit | hebben uitgegeven |
jullie | geven uit | gaven uit | hebben uitgegeven |
zij, ze | geven uit | gaven uit | hebben uitgegeven |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitgeven with some of the pronouns.
- Ik geef mijn geld uit aan boeken.
- Jij geeft veel geld uit aan kleding.
- Hij geeft zijn tijd uit aan videogames.
- Zij geeft haar energie uit aan sporten.
- Wij geven ons salaris uit aan reizen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitgeven with some of the pronouns.
- Ik gaf mijn geld uit aan boeken.
- Jij gaf veel geld uit aan kleding.
- Hij gaf zijn tijd uit aan videogames.
- Zij gaf haar energie uit aan sporten.
- Wij gaven ons salaris uit aan reizen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitgeven with some of the pronouns.
- Ik heb mijn geld uitgegeven aan boeken.
- Jij hebt veel geld uitgegeven aan kleding.
- Hij heeft zijn tijd uitgegeven aan videogames.
- Zij heeft haar energie uitgegeven aan sporten.
- Wij hebben ons salaris uitgegeven aan reizen.