lokken

Conjugations List of Lokken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikloklokteheb gelokt
jij, je, uloktloktehebt gelokt
hij, zij, hetloktlokteheeft gelokt
wijlokkenloktenhebben gelokt
jullielokkenloktenhebben gelokt
zij, zelokkenloktenhebben gelokt

Presens

Example presens sentences for Lokken with some of the pronouns.

  • Ik lok de hond met een stukje vlees.
  • Jij lokt de kinderen naar het speelplein.
  • Hij lokt de vogels met vogelvoer.
  • Wij lokken de klanten met speciale aanbiedingen.
  • Zij lokken de insecten met zoete geuren.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Lokken with some of the pronouns.

  • Ik lokte de eenden naar de vijver.
  • Jij lokte je vrienden naar het feest.
  • Hij lokte de dief in een val.
  • Wij lokten de toeristen naar de historische monumenten.
  • Zij lokten de buren naar de buurtbijeenkomst.

Perfectum

Example perfectum sentences for Lokken with some of the pronouns.

  • Ik heb de kat naar buiten gelokt.
  • Jij hebt de aandacht van het publiek gelokt.
  • Hij heeft de visser naar zijn favoriete plek gelokt.
  • Wij hebben de bezoekers naar ons evenement gelokt.
  • Zij hebben de studenten naar de universiteit gelokt.