bezetten

Conjugations List of Bezetten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbezetbezetteheb bezet
jij, je, ubezetbezettehebt bezet
hij, zij, hetbezetbezetteheeft bezet
wijbezettenbezettenhebben bezet
julliebezettenbezettenhebben bezet
zij, zebezettenbezettenhebben bezet

Presens
Beta

Example presens sentences for Bezetten with some of the pronouns.

  • Ik bezet de stoel in de hoek van de kamer.
  • Jij bezet het hotel voor ons verblijf.
  • Hij bezet de eerste plaats in de competitie.
  • Wij bezetten de tafel bij het raam in het restaurant.
  • Zij bezetten de hele zaal voor hun optreden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bezetten with some of the pronouns.

  • Ik bezette de stoel in de hoek van de kamer.
  • Jij bezette het hotel voor ons verblijf.
  • Hij bezette de eerste plaats in de competitie.
  • Wij bezetten de tafel bij het raam in het restaurant.
  • Zij bezetten de hele zaal voor hun optreden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bezetten with some of the pronouns.

  • Ik heb de stoel in de hoek van de kamer bezet.
  • Jij hebt het hotel voor ons verblijf bezet.
  • Hij heeft de eerste plaats in de competitie bezet.
  • Wij hebben de tafel bij het raam in het restaurant bezet.
  • Zij hebben de hele zaal voor hun optreden bezet.