terugbekomen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bekom terug | bekwam terug | heb terugbekomen |
jij, je, u | bekomt terug | bekwam terug | hebt terugbekomen |
hij, zij, het | bekomt terug | bekwam terug | heeft terugbekomen |
wij | bekomen terug | bekwamen terug | hebben terugbekomen |
jullie | bekomen terug | bekwamen terug | hebben terugbekomen |
zij, ze | bekomen terug | bekwamen terug | hebben terugbekomen |
PresensBeta
Example presens sentences for Terugbekomen with some of the pronouns.
- Ik krijg mijn boek terug van de bibliotheek.
- Zij krijgt haar paspoort terug na het verlies.
- Wij krijgen onze bagage terug van de luchtvaartmaatschappij.
- Hij krijgt zijn sleutels terug van zijn vriend.
- De patiënt krijgt zijn gezondheid terug na de behandeling.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Terugbekomen with some of the pronouns.
- Vroeger kreeg ik altijd cadeautjes op mijn verjaardag.
- Toen ik jong was, kreeg ik elke week zakgeld.
- Tijdens mijn vakantie in Frankrijk kreeg ik een zonnesteek.
- Vorig jaar kreeg ik een promotie op mijn werk.
- Als kind kreeg ik vaak nachtmerries.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Terugbekomen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn gestolen fiets teruggekregen.
- Zij heeft haar verloren telefoon teruggevonden.
- Wij hebben onze gestolen sieraden teruggevonden.
- Hij heeft zijn verloren portemonnee teruggevonden.
- De politie heeft de gestolen auto teruggevonden.