overdragen

Conjugations List of Overdragen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdraag overdroeg overheb overgedragen
jij, je, udraagt overdroeg overhebt overgedragen
hij, zij, hetdraagt overdroeg overheeft overgedragen
wijdragen overdroegen overhebben overgedragen
julliedragen overdroegen overhebben overgedragen
zij, zedragen overdroegen overhebben overgedragen

Presens
Beta

Example presens sentences for Overdragen with some of the pronouns.

  • Ik draag de verantwoordelijkheid over aan mijn collega.
  • Hij draagt zijn kennis over aan de nieuwe generatie.
  • Wij dragen zorg over het milieu.
  • Jullie dragen de boodschappen over naar de auto.
  • Zij dragen de sleutels over aan de conciërge.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overdragen with some of the pronouns.

  • Vroeger droeg ik mijn gevoelens nooit over aan anderen.
  • Hij droeg altijd zijn ervaringen over tijdens de trainingen.
  • Wij droegen vroeger de brieven persoonlijk over.
  • Jullie droegen de verantwoordelijkheid altijd over aan iemand anders.
  • Zij droegen hun ideeën en suggesties over tijdens de vergaderingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overdragen with some of the pronouns.

  • Ik heb de documenten overgedragen aan de klant.
  • Hij heeft zijn taken overgedragen aan zijn opvolger.
  • Wij hebben de eigendomsrechten overgedragen aan de nieuwe eigenaar.
  • Jullie hebben de informatie overgedragen aan de juiste afdeling.
  • Zij hebben de verantwoordelijkheid overgedragen aan het managementteam.