ijzelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | null | null | null |
jij, je, u | null | null | null |
hij, zij, het | ijzelt | ijzelde | heeft geijzeld |
wij | null | null | null |
jullie | null | null | null |
zij, ze | null | null | null |
PresensBeta
Example presens sentences for Ijzelen with some of the pronouns.
- Het ijselt vandaag, dus we moeten voorzichtig zijn.
- Wanneer het ijzelt, blijf ik liever binnen.
- Ijzelt het vaak in deze regio?
- Als het ijzelt, kunnen de wegen glad worden.
- Ik ben bang om te vallen als het ijzelt.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ijzelen with some of the pronouns.
- Toen ik naar school fietste, ijzelde het altijd.
- Vroeger ijzelde het hier veel vaker dan nu.
- Het ijzelde terwijl we aan het skiën waren in de bergen.
- Tijdens de wintermaanden ijzelde het regelmatig in deze streek.
- Toen ik jong was, hadden we altijd plezier als het ijzelde.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ijzelen with some of the pronouns.
- Gisteren heeft het geijzeld, maar vandaag is het weer veilig.
- Heb je gemerkt dat het afgelopen nacht heeft geijzeld?
- We zijn gestopt met rijden toen het begon te ijzelen.
- Ik heb mijn schaatsen uitgeprobeerd toen het vorige week heeft geijzeld.
- Mijn vriendin is gevallen omdat ze niet wist dat het had geijzeld.