nieten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | niet | niette | heb geniet |
jij, je, u | niet | niette | hebt geniet |
hij, zij, het | niet | niette | heeft geniet |
wij | nieten | nietten | hebben geniet |
jullie | nieten | nietten | hebben geniet |
zij, ze | nieten | nietten | hebben geniet |
PresensBeta
Example presens sentences for Nieten with some of the pronouns.
- Ik niet de papieren vandaag.
- Jij niet je huiswerk regelmatig.
- Hij niet vaak op tijd.
- Zij niet in het weekend.
- Wij niet naar de bioscoop.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Nieten with some of the pronouns.
- Ik niet de papieren toen.
- Jij niet je huiswerk elke dag.
- Hij niet vaak op tijd vroeger.
- Zij niet in het weekend gewoonlijk.
- Wij niet naar de bioscoop vorig jaar.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Nieten with some of the pronouns.
- Ik heb de papieren niet geniet.
- Jij hebt je huiswerk niet geniet.
- Hij heeft niet vaak op tijd geniet.
- Zij heeft niet in het weekend geniet.
- Wij hebben niet naar de bioscoop geniet.